opbouwHet AOLB- onderwijsprogramma wordt net als andere opleidingen opgedeeld in 2 semesters (4 periodes) van elk ongeveer 10 weken, 7 collegeweken en 3 toets/beoordelings/reflectieweken.
In elk semester kun je ongeveer 15 EC behalen. 1 EC staat voor 28 uur werk. Dit kan in de vorm van colleges zijn, opdrachten, zelfstudie of stage.
De AOLB kent drie leerlijnen: de theorielijn, pedagogisch-didactische lijn en de praktijklijn. Globaal komen in de theorielijn de RUG-vakken terug en in de pedagogisch-didactische lijn de Pabovakken. Een deel van de Pabovakken wordt gegeven op academisch niveau. Dat betekent: versneld en met meer theoretische diepgang. Daarnaast worden er in de praktijklijn opdrachten gegeven die op academisch niveau gemaakt en beoordeeld worden. In elk blok volg je minstens één vak uit elke leerlijn. De vakken uit de verschillende leerlijnen worden zoveel mogelijk aan elkaar gekoppeld zodat je de verbindingen tussen de lijnen ziet.
In het derde jaar is er sprake van grote verdiepende vakken waarin universitaire- en Pabovakken zijn geïntegreerd.
We maken voortdurend de koppeling tussen praktijk en theorie en verbinden de inhoud van de vakken met de leeftijd van de doelgroep die centraal staat in het studiejaar. Bijvoorbeeld: in het eerste studiejaar zijn de inhoud en opdrachten van alle vakken gericht op de leerling in de bovenbouw. In het eerste semester van het tweede jaar richten de vakken zich op het jonge kind. Vanaf jaar 3 mag je kiezen voor een doelgroep.
In het derde jaar is er sprake van grote verdiepende vakken waarin universitaire- en Pabovakken zijn geïntegreerd.
We maken voortdurend de koppeling tussen praktijk en theorie en verbinden de inhoud van de vakken met de leeftijd van de doelgroep die centraal staat in het studiejaar. Bijvoorbeeld: in het eerste studiejaar zijn de inhoud en opdrachten van alle vakken gericht op de leerling in de bovenbouw. In het eerste semester van het tweede jaar richten de vakken zich op het jonge kind. Vanaf jaar 3 mag je kiezen voor een doelgroep.